-
1 een spel kaarten
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een spel kaarten
-
2 een spel kaarten
een spel kaarten -
3 spel
3 [spelbenodigdheden] game4 [wijze van bezig zijn] play5 [toneelstuk] play7 [wijze van bewegen, zich gedragen] play♦voorbeelden:de Olympische Spelen • the Olympic Gamesdoe je ook een spelletje mee? • do you want to join in/play?het spel gewonnen geven • admit defeathet spel heeft nu wel lang genoeg geduurd • this/the game has gone on long enough〈 figuurlijk〉 het spel meespelen • play the game, play along (with someone)3 een spel kaarten • a pack/deck of cardsgrof spel spelen • play highhoog spel spelen • play for high stakes, play highopen spel spelen • put one's cards on the tablevals spel • cheatingvuil/onsportief spel • foul play¶ buiten spel blijven • stay/keep out of iter is een vergissing in het spel • there is an error somewherezijn leven/alles op het spel zetten • risk/stake one's life/everythinguw toekomst staat op het spel • your future is at stake -
4 kaart
♦voorbeelden:de hoge kaarten • les hautes carteslage kaarten • basses cartesde kaart geven • distribuer les carteskaarten wassen • battre les cartesgroene kaart • carte verteeen kaart van Europa • une carte de l'Europe6 mag ik de kaart van u? • (garçon,) la carte, s'il vous plaîtdat is een haalbare kaart • c'est (tout à fait) réalisabledat is geen haalbare kaart • c'est irréalisableopen kaart spelen • jouer cartes sur tablehij speelt geen open kaart • il agit en-dessousde kaart leggen • tirer les cartes (à qn.)zijn kaarten op tafel leggen, blootleggen • abattre son jeude kaarten liggen nu anders • le vent a tournéiemand in de kaart kijken • connaître le dessous des cartes de qn.zich in de kaart laten kijken • ne pas savoir cacher son jeuzich niet in de kaart laten kijken • cacher son jeuiemand in de kaart spelen • faire le jeu de qn.van de kaart zijn • avoir perdu les pédales -
5 kaartspel
-
6 kaart
1 [speelkaart] card4 [toegangskaart] ticket5 [ansichtkaart] card♦voorbeelden:de kaarten zijn geschud • 〈 figuurlijk〉 the die is cast, decisions have been made2 〈 figuurlijk〉 dat is doorgestoken kaart • it's been arranged behind our backs, it's rigged; it's a frame up 〈 gearrangeerde beschuldiging〉〈 figuurlijk〉 dat is geen haalbare kaart • it's not a viable proposition, it's not practicable/workable〈 figuurlijk〉 zich in de kaart laten kijken • show one's cards/hand3 de gele/rode kaart krijgen • be shown the yellow/red cardgroene kaart • Bgreen cardmag ik de kaart van u • may I have the menu, please?die plaats staat niet op de kaart • that place isn't on the map -
7 Dame
Dame〈v.; Dame, Damen〉♦voorbeelden: -
8 deck
n. dek, verdieping, étage ; een pak kaarten--------v. scheepsdek; met een laag bedekken; (ver)sieren, tooiendeck1[ dek] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 (tape/cassette)deck♦voorbeelden:below deck(s) • benedendeksbetween decks • tussendekson deck • aan dek————————deck2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
9 face card
een van de kaarten in een spel kaarten met beeld van een gezicht (boer, vrouw of heer), kaart met plaatje -
10 Kartenspiel
-
11 pack
n. pakket; pakje; horde; troep, zwerm; groep; verband; zalf--------v. (in)pakken, zijn koffer pakkenpack1[ pæk]1 pak ⇒ (rug)zak; last; bepakking; verpakking; pakket2 pak ⇒ hoop; pak vis/vlees/fruit; (verpakte) vangst/oogst 〈 van een seizoen〉; 〈 Brits-Engels〉 pak/spel kaarten; 〈 Amerikaans-Engels〉 pakje 〈 sigaretten〉♦voorbeelden:pack of nonsense • hoop onzinthis season's pack of salmon • de zalmvangst van dit seizoenII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 troep ⇒ bende; horde, meute 〈 jachthonden bijvoorbeeld〉; vloot 〈 van onderzeeërs, gevechtsvliegtuigen〉; 〈 sport〉 peloton; 〈 rugby〉 pack 〈 de voorwaartsen van een team〉♦voorbeelden:————————pack23 samenklitten ⇒ samenklonteren, zich verenigen♦voorbeelden:3 pack into • zich verdringen/persen inII 〈 overgankelijk werkwoord〉8 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 op zak hebben 〈 pistool bijvoorbeeld〉 ⇒ bij de hand hebben♦voorbeelden:packed lunch • lunchpakketthe theatre was packed with people • het theater was afgeladen -
12 kopen
1 acheter♦voorbeelden:een kaartje kopen • prendre un billet〈 figuurlijk〉 wat koop ik ervoor? • ça m'avance à quoi?van iemand kopen • acheter à qn.iets voor tien gulden kopen • acheter qc. pour dix florinsiets voor zichzelf kopen • s'acheter qc. -
13 Gebetbuch
-
14 jeu
〈m.〉3 stel ⇒ serie, set♦voorbeelden:jeu d'argent • gokspelletjejeux du destin, du hasard • spelingen van het toevaljouer un jeu d'enfer • zeer hoog spel spelenjeu d'équipe • teamsportjeu d'esprit • geestigheidjeu de fléchettes • dartsjeu de hasard • kansspeljeux de main(s) • handtastelijkheden〈 spreekwoord〉 jeu(x) de main, jeu(x) de vilain • van mallen komt vallen, handjesspel, katjesspeljeu de mots • woordenspel, woordspelingjeux d'orgue • orgelregisterjeux de poursuite • krijgertje, tikkertjejeu de scène • stil speljeux de société • gezelschapsspelletjesjeux du stade • wedstrijden in het stadionavoir beau jeu • gemakkelijk, vrij spel hebbenjouer (un) double jeu • een dubbel spel spelen, het achter zijn ellebogen hebbenle grand jeu • het volledige tarokspel〈 spreekwoord〉 heureux au jeu, malheureux en amour • gelukkig in het spel, ongelukkig in de liefdejeu informatique • computerspelletjejouer un jeu serré • voorzichtig spelenjeux télévisés • televisiespelletjesjeu vidéo • videospelletje, videogameaimer le jeu • van gokken houdencacher son jeu • zich niet in de kaart laten kijkencouvrir son jeu • 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 de kaarten duiken; 〈 figuurlijk〉 zich niet in de kaart laten kijkendécouvrir son jeu • zijn kaarten op tafel leggen, open kaart spelenentrer dans le jeu de qn. • meedoen met iemandêtre en jeu • op het spel staanse faire un jeu des difficultés • de moeilijkheden gemakkelijk overwinnenfaire le jeu de qn. • iemand in de kaart spelense faire un jeu de • genoegen scheppen infaites vos jeux • uw inzet graagjouer le jeu • de regels van het spel volgen, eerlijk spelenmettre en jeu • inzetten, op het spel zetten 〈 ook figuurlijk〉se prendre, se piquer au jeu • hartstochtelijk doorspelen hoewel men verliest; 〈 figuurlijk〉 koppig volhoudenles jeux sont faits • er valt niets meer aan te veranderenjeu à XIII (treize) • rugby met 13 spelersen jeu • die een rol spelen, in 't spel, geding zijnpar jeu • voor de grapce n'est pas de jeu • dat is niet eerlijk, unfairvoir clair dans le jeu de qn. • iemand doorhebbenjouer franc jeu • eerlijk spelen, open kaart spelenjeu de physionomie • uitdrukking van het gezicht, mimiekm1) spel2) speelplaats3) stel, serie, set4) beweging5) speling [techniek] -
15 Karte
Karte〈v.; Karte, Karten〉2 (prent)briefkaart, ansicht♦voorbeelden:nach der Karte essen • à la carte eten3 die Karten abheben • de kaarten afnemen, couperen〈 figuurlijk〉 seine Karten aufdecken, offen legen, (offen) auf den Tisch legen • de kaarten op tafel gooien, zijn kaarten blootleggenjemandem die Karten legen • iemand de toekomst voorspellenKarten spielen, 〈 informeel〉dreschen, kloppen • kaarten, kaartspelen, een kaartje leggen〈 figuurlijk〉 mit gezinkten Karten spielen • kromme gangen gaan, vals spelen -
16 battre
battre [baatr]♦voorbeelden:le coeur lui bat • zijn hart bonstla porte bat • de deur kleppertle tambour bat • de trommel wordt geroerdla pluie bat contre les vitres • de regen klettert tegen de ruitenbattre des cils, des paupières • met de ogen knipperenle public bat des mains • het publiek klapt in de handenl'oiseau battait des ailes • de vogel klapwiektebattre du tambour • de trommel slaanson coeur bat pour cette jeune fille • zijn hart behoort dat meisje toeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slaan ⇒ slaag geven, aframmelen2 verslaan ⇒ overwinnen, bedwingen3 slaan (op, tegen) ⇒ bewerken, kloppen♦voorbeelden:battre qn. avec ses propres armes • iemand met zijn eigen wapenen bestrijdenbattre un record • een record brekenbattre le blé • graan dorsen〈 sport en spel〉 battre les cartes • de kaarten schudden, wassenbattre le fer • ijzer hameren, (koud) smedenbattre monnaie • munten slaanbattre un tapis • een kleed uitkloppenbattre froid à qn. • iemand ijzig behandelen1 vechten ⇒ twisten, ruzie maken♦voorbeelden:se battre avec un problème • met een probleem worstelense battre pour, contre qc. • voor, tegen iets strijden→ oeilje pourrais me battre • ik kan mezelf wel een klap geven1. v2) kloppen3) aframmelen4) verslaan, overwinnen2. se battrev1) vechten, ruzie maken -
17 Blatt
〈o.; Blatt(e)s, Blätter〉♦voorbeelden:das Blatt hat sich gewendet • de tijden zijn veranderddas steht auf einem anderen Blatt • dat is een ander verhaal, een verhaal apart -
18 maldonne
maldonne [maaldon]〈v.〉♦voorbeelden: -
19 Dorf
〈o.; Dorf(e)s, Dörfer〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 die Welt ist (doch) ein Dorf! • wat is de wereld toch klein!〈 informeel〉 du bist wohl vom Dorf! • wat ben je een boer(enkinkel)!jemand stammt vom Dorf • iemand komt van het platteland -
20 gamble
n. gok--------v. gokkengamble1[ gæmbl] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk enkelvoud〉♦voorbeelden:1 have a gamble (on) • gokken (op), speculeren (op)take a gamble (on) • een gokje wagen (op)it is a gamble • het is een loterij/gok————————gamble21 gokken ⇒ spelen, dobbelen♦voorbeelden:gamble on • gokken/rekenen opII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Spiel — 1. A grundehrlichs Spiel, sägt der Hämmerle von Aalen. (Aalen.) 2. Am Ende des Spiels wartet der Teufel. Engl.: Gaming has the devil at the bottom. 3. Am Spiel erkennt man, was in einem steckt. – Petri, II, 14. 4. An ein schön Spiel denkt man… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon